Stel je eens voor; je zit in het water. Koud, zwaar, en onrustig. In je handen houd je een bal, gevuld met alles wat je niet wilt voelen: verdriet, pijn, angst. Je duwt hem onder water, vastbesloten om hem daar te houden. Want zolang hij onder blijft, blijft alles onder controle.
Maar het water wordt ruwer. Golven slaan tegen je aan, je armen branden. Je ademhaling stokt. Je merkt dat je niet alles tegelijk kunt doen. Je wilt blijven drijven, maar je handen zijn vol. En toch laat je de bal niet los, bang dat hij je zal overspoelen. Bang dat je zult verdrinken.
Maar dan komt die ene vraagโฆ.heel zachtjes, misschien als een fluistering:
โ๐ป๐๐ ๐๐๐ ๐ฝ๐๐ ๐๐พ๐ฟ๐ ๐ถ๐๐ ๐ฟ๐ ๐ฝ๐๐ ๐๐๐๐๐ถ๐ถ๐?โ
Je lichaam reageert meteen. Nee, dat kun je niet. Je denkt aan wat erin zit. Wat je hebt geprobeerd weg te stoppen. Je voelt de angst. Het is alsof alles wat je bent in dat moment gevangen zit in die bal. Maar je voelt ook iets anders: hoe moe je bent. Hoe lang je al probeert te vechten tegen iets dat sterker is dan jij.
Met trillende vingers laat je je grip verslappen. De bal schiet naar boven, door het oppervlak heen. Het water spat, en alles wat je hebt geprobeerd weg te drukken komt in beeld. Je kijkt ernaar, en je voelt hetโฆ niet de vernietiging die je vreesde, maar iets onverwachts.
De bal blijft bij je. Hij zinkt niet. Hij overspoelt je niet. In plaats daarvan drijft hij bovenop het water, moeiteloos. Terwijl jij daar bent, je armen vrij, je adem rustiger, realiseer je je iets dat je nooit eerder zag: het was nooit de bal die je naar beneden trok. Het was het gevecht om hem weg te duwen.
Nu drijft hij daar, en hij helpt jou drijven. Die bal, gevuld met alles wat je hebt meegemaakt, is geen last meer. Hij is een boei. Iets wat je niet langer hoeft te verbergen, maar wat je draagt. En als de zee rustiger wordt โ zoals het altijd zal doen โ zie je het: wat je dacht dat je zou breken, is precies dat wat je drijft.
~Wilma~